GIETER HEEREN (Deel 7)
(Gepubliceerd door J.A. Maas in Ons Erfdeel, Tijdschrift van de Historische Vereniging Gemeente Gieten, 2005)

Een spotrijm op een aantal plaatsen in deze omgeving luidt: ‘Drouwener bontrokken, Borgerder strontrokken, Bonner klossen, Eexter ossen, Gieter heren, Gasselter beren, wil aal ‘t laand regeren!’. Het is niet altijd na te gaan hoe een dorp aan zijn bijnaam is gekomen. ‘Gieter heren wil aal ‘t laand regeren!’ moet haast wel slaan op leden van de families Braams en Schummelketel. In de 19e eeuw brachten twee gezinnen in Gieten maar liefst zes burgemeesters en een predikant voort. Een bestuurlijke burgerlijke elite, die samen met adel, officieren en academisch gevormden met de titel ‘Heer’ door het leven ging. In de vorige aflevering was te lezen dat Hain Schummelketel al op zeer jeugdige leeftijd eerste burger van Anloo werd en in 1826 koos voor een loopbaan bij de rijksbelastingen, eerst in Anloo en later in Meppel. Deze aflevering -de laatste- gaat over zijn halfbroer Jan.

DE HEER JAN SCHUMMELKETEL

Jan Schummelketel was het zevende kind van Hendrik Schummelketel, de oud kapitein, die zich in 1810 had gevestigd in Gieten en in datzelfde jaar voor de tweede keer getrouwd was. Jan kwam ter wereld op woensdag 27 januari 1813. De Fransen hadden het nog voor het zeggen in de Nederlanden, maar het bewind van Napoleon begon meer en meer te wankelen en kort na Jan zijn geboorte in Gieten werden de Franse bezetters verdreven. Jan veroverde zijn plaats in het grote gezin dat aan de Brink woonde. Moeder Maria Lidia Sophia Riccius nam het grootste gedeelte van zijn opvoeding voor haar rekening want Jan zijn vader was vaak weg. Die maakte carrière als officier bij de landmacht.

In het leger

Jan Schummelketel bewandelde de voetsporen van zijn vader en werd in juli 1827 militair. Hij nam deel aan de krijgsverrichtingen van 1830 en 1831 tijdens de opstand van de Zuidelijke Nederlanden in de rang van Fourier bij de 8e afdeling infanterie. In het voorjaar van 1837 vertrok Jan met het schip ‘Jacobus’ vanuit Hellevoet naar de westkust van Afrika. Hij diende als adjudant onderofficier bij het Depôt der Afrikaanse Werving te Elmina. In juli 1838 vormde hij met 15 manschappen de bezetting van het fort ‘Oranje’ te Saccondé. Na het verblijf in Afrika reisde Jan Schummelketel verder naar Nederlands Indië. Daar werd hij geplaatst bij het 7e bataillon.

Bevordering tot officier

In februari 1840 werd Jan 2e luitenant bij het 12e Bataillon Infanterie van het Indisch Leger en later bij de 1e afdeling Algemeen Depôt. In juli 1841 werd hij ingekwartierd bij het 6e Bataillon Infanterie en in december 1843 overgeplaatst naar het Garnizoens Bataillon te Sumatra. Drie jaar later volgde zijn bevordering tot 1e Luitenant. Als zodanig had hij de leiding bij de aanleg van een karrenweg tussen Tappolan en Hoeraba in 1846. Hij kreeg een eervolle vermelding in verband met een expeditie aan de Westkust van Sumatra in de eerste helft van 1847. In april 1851 kreeg hij zijn benoeming als kapitein bij het 7e Bataillon Infanterie. Voor zijn krijgsverrichting in het Palembangse gedurende 1851 en 1852 werd Jan Schummelketel door de koning benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde 4e klasse. Een hoge onderscheiding, waaraan een riddersoldij van ruim driehonderd gulden per jaar was verbonden.

Afnemende gezondheid

Kapitein Jan Schummelketel begon last te krijgen van een verouderde lever- en miltziekte. Deze was ontstaan ten gevolge van een lang verblijf in de westkust van Afrika en in Indië. Op zijn verzoek kreeg hij eervol ontslag en kon zijn resterende tijd in Nederland uitdienen. Hij keerde met het schip ‘Plancius’ terug en arriveerde eind augustus 1852 in het Nieuwe Diep. Jan Schummelketel ging op 13 april van het jaar 1853 met pensioen. Inclusief zijn tropenjaren, die dubbel telden, had hij veertig dienstjaren volgemaakt. Zijn pensioen bedroeg twaalfhonderd gulden. Bij zijn ontslag uit de dienst was hij veertig jaar oud.

Terug in Drenthe

Jan Schummelketel vestigde zich weer in zijn geboorteplaats Gieten. Daar vroeg en kreeg hij toestemming van de Minister van Koloniën om als gepensioneerd kapitein zijn uniform te mogen blijven dragen. Begin 1854 solliciteerde hij naar de functie van burgemeester te Hoogeveen. ‘Dat requistrant door familieaangelegenheden, zoo mede voor zijn gezondheid gedwongen werd de Indiën als ook dat Leger te verlaten, zich thans gaarne in eene betrekking geplaatst zag’, schreef hij aan de Commissaris des Konings. Hij werd niet voorgedragen met als motief dat hij geheel onervaren in administratieve werkzaamheden was en volkomen onbekend was met die van het openbaar Ministerie.

Huwelijk met dispensatie

Jan was in die tijd verliefd geworden op een van de dochters van zijn overleden halfbroer Hain. Om met haar te kunnen trouwen kreeg hij dispensatie van de Kroon. Op maandag 28 mei 1855 huwde de 42-jarige Jan Schummelketel te Meppel met zijn 23-jarige halfnicht Catharina Anthonette Schummelketel. Het paar ging in Meppel wonen. Vijf jaar later verhuisden zij met hun twee kinderen, Brechdina en Hendrik, naar Assen. Ze woonden daar aan de Beilerstraat.

Burgemeester in Gieten

Vanuit Assen solliciteerde Jan op 15 oktober 1860 opnieuw naar een burgemeesterspost. Hij wilde graag eerste burger worden in zijn geboorteplaats Gieten. De functie was vacant geworden door het overlijden van de nog maar 27 jaar oude burgemeester Willem Meursinge. In de brief van Jan Schummelketel motiveerde hij zijn sollicitatie als volgt: ‘daar Gieten de plaats is alwaar supliants vader circa 25 jaar burgemeester is geweest, alwaar supliant geboren en opgevoed is, waar zijne famille woont, en ook nog voornamentlijk wijl daar de graven zijner ouders zijn’. Zijn onervarenheid was deze keer blijkbaar niet bezwaarlijk want Jan Schummelketel werd bij Koninklijk Besluit van 25 november 1860 benoemd tot burgemeester van Gieten. De beëdiging was op 8 december en hij trad vier dagen later in functie. Op diezelfde dag vestigde hij en zijn gezin zich vanuit Assen in Gieten, in het huis waar ook zijn ouders hadden gewoond. (Dat huis bevond zich op de huidige hoek Oude Groningerweg en Brink). Zijn salaris bedroeg driehonderd gulden per jaar.

Benoeming tot gemeente-secretaris onreglementair

Op de 12e december 1860 benoemde de Raad Jan Schummelketel ook tot gemeentesecretaris. Maar dat was niet geheel volgens de regels. Na enig heen en weer geschrijf tussen de gemeente en het provinciebestuur zond uiteindelijk de Commissaris des Konings een positief advies aan de Kroon over de benoeming met de motivering dat het altijd al zo geweest was in Gieten, dat Schummelketel geen andere betrekkingen had en dat de bezoldiging van het ambt van burgemeester karig was. Op 12 januari 1861 werd de kersverse bestuurder opnieuw tot gemeentesecretaris benoemd, deze keer rechtsgeldig.

Kort na deze benoeming overleed in mei 1861de oudste dochter van burgemeester Schummelketel. Zij was vijf jaar oud en werd bijgezet in het graf van haar grootvader, Hendrik Wilhelm Schummelketel, op de begraafplaats in Gieten. De echtgenote van de burgemeester was toen in verwachting en in augustus 1861 werd er een dochter geboren, die de naam Maria kreeg. Daarna werden er nog vijf kinderen geboren: Johan in 1863, Wobbina in 1865, Johanna in 1867, Catharina in 1869 en Wynanda, het achtste kind, in 1872.

Landbouwcrisis

In de periode dat Jan Schummelketel eerste burger van Gieten was heerste er een langdurige agrarische depressie. Vanaf 1860, het jaar van zijn benoeming, ging de prijs van granen drastisch omlaag door de import van goedkoop Amerikaans graan. De transportkosten waren belangrijk minder geworden door de komst van het stoomschip. Het zandgedeelte van de gemeente werd het zwaarst getroffen omdat de boeren daar ook nog eens werden geconfronteerd met een vermindering van de rogge-opbrengst. Dit laatste was een gevolg van de verzuring van de essen. De crisis veroorzaakte veel werkloosheid en daardoor armoe onder de landarbeiders op het zand. De gemeente kreeg steeds meer te maken met armenzorg omdat de financiële middelen van de diaconie, die traditioneel voor de minderbedeelden zorgde, uitgeput raakten.

Een crisis in het klein voor de nieuwbakken burgemeester was het feit dat zijn zwager C.W.A. Essers, die gemeente-ontvanger in Gieten was, constant dwars lag als het ging over de vervulling van zijn burgerplichten. De uit Limburg afkomstige Essers weigerde nachtwachten te lopen die inwoners bij toerbeurten moesten verrichten. Hij kwam ook niet opdagen bij de uitvoering van zogenaamde boerwerken. Dat waren onderhoudswerken aan wegen en waterlopen die door de inwoners gezamenlijk moesten worden uitgevoerd als een soort belasting in natura. Over dat laatste kwam het tot een rechtszaak in Assen omdat Essers de bekeuring niet betaalde. Uiteindelijk kwam zelfs de Hoge Raad er aan te pas. Deze stelde de gemeente in het gelijk. Maar burgemeester Schummelketel zal -ondanks de gewonnen zaak- wel niet blij zijn geweest met zo’n recalcitrant aangetrouwd familielid.

Ook raadslid in Gieten

In september 1864 werd burgemeester Schummelketel benoemd tot lid van de gemeenteraad van Gieten. Een combinatie van functies die toen heel gebruikelijk was. Als burgemeester vertegenwoordigde Jan Schummelketel de gemeente in het bestuur van de N.V. Oostermoerse Straatwegmaatschappij, die de pas aangelegde straatweg van Zuidlaren naar Gieten beheerde. Hij maakte mee dat in november 1863 ten huize van de weduwe Braams het departement voor ‘t Nut van het Algemeen werd opgericht in Gieten. De burgemeester zat ook namens Gieten in het bestuur voor de realisatie van de kunstweg van Gieten tot de Klinkmolenbrug in de gemeente Emmen, waartoe in 1866 het initiatief werd genomen. Het was de tijd van de ontsluiting van Drenthe. De rest van Nederland kwam vooral ‘dichterbij’ toen in 1870 de spoorlijn Meppel-Groningen werd geopend met een station in Assen.

In 1875 overleed de echtgenote van de burgemeester; zij was slechts 44 jaar oud geworden. Jan Schummelketel bleef met zeven nog jonge kinderen achter.

Verplaatsing ‘gemeentehuis’

Burgemeester Schummelketel verplaatste het ‘gemeentehuis’ van logement Braams naar café Ottens (aan de Oude Groningerweg). Dat was naast de woning van de burgemeester en dus makkelijker. Gemeentehuis was een groot woord want de gemeente huurde van oudsher een kamer in een drankgelegenheid. Daar werden de raadsvergaderingen gehouden en de huwelijken gesloten. Ook legde de magistraat de eerste steen voor de bouw van de molen te Gieterveen op de vijfde maart van het jaar 1877.

Twee jaar later, op 8 maart 1879, overleed Jan Schummelketel. Hij was zesenzestig jaar eerder geboren in hetzelfde Gieten waar hij na vele omzwervingen was teruggekeerd als burgemeester. Naast de onroerende goederen, die geschat werden op vijfenvijftighonderd gulden, bezat de overleden burgemeester nog een bedrag van ƒ 6785,- aan huisraad, lijfstoebehoren, bedden, goud- en zilverwerken. De broer van wijlen zijn vrouw, die azijnfabrikant in Meppel was, werd benoemd tot voogd over de nog minderjarige kinderen.

De oudste zoon van Jan Schummelketel, Hendrik, was vier jaar voor de dood van zijn vader naar Kampen vertrokken. Hij was net als zijn voorvaderen militair geworden en vertrok in 1879 naar Nederlands Indië. Hij zwaaide af als sergeant en huwde met Catharina Loomans. Hendrik woonde en overleed in Tilburg.

Zijn broer Johan was in augustus 1877 naar Oude Pekela afgereisd. Hij trouwde met Sofia van der Weeg. Hun zoon Karel, die in 1897 te Breda werd geboren, was lange tijd officier in Nederlands Indië.

De dochters van burgemeester Jan Schummelketel verlieten na het overlijden van hun vader de gemeente Gieten. Alleen Johanna kwam terug naar Gieten, om er te trouwen. De dag voor kerstmis in het jaar 1891 trad ze in het huwelijk met de in Gieten geboren 1e luitenant Evert Warris. Het paar vestigde zich in Assen.

Burgemeester Schummelketel had ruim achttien jaar de gemeenteraad van Gieten voorgezeten, kinderen ingeschreven, huwelijken gesloten en overledenen geregistreerd in de burgerlijke stand. Zijn periode als burgervader was heel wat rustiger geweest dan zijn avontuurlijke tijd als militair in West-Afrika en in Nederlands Indië.

Met dit verhaal van de heer Jan Schummelketel eindigt de vervolgserie ‘Gieter Heeren’.

Geraadpleegde literatuur

M.J. Belonje en J. Westra van Holthe, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Drenthe, blz. 75.

H.J. Versfelt, Bevolking gemeente Gieten.

A. Bicker red. Molens in Drenthe, blz. 153.

Drentsch Jaarboekje, diverse jaargangen.

Voornaamste geraadpleegde bronnen

Drents Archief:

Archief Commissaris des Konings toegangsnr. 0040 3 december 1860 nr 3665, 7 december 1860 nr. 3728, 10 december 1860 nr. 3744, 15 december 1860 nr. 3755.

Archief Kabinet van de Commissaris des Konings toegangsnr. 0048 1854 nr. 20, 1860 nrs. 49 en 53.

Archief Collectie Zwinderman toegangsnr. 0635 nr 37.

Archief J.L.G. Gregory, foto Jan Schummelketel uit gedenkboek 1876.

Nationaal Archief ‘s-Gravenhage:

Koninklijk Besluit toegangsnr. 2.02.04 inventarisnr. 769 15 december 1852 nr. 42.

Ministerie van Koloniën toegangsnr. 2.10.50 inventarisnr. 4.

Archief Historische Vereniging Gemeente Gieten.

 

Teksten in grijs kader:

Half juli 1868 ontving burgemeester Jan Schummelketel de volgende brief van de burgemeester van Assen: ‘De persoon Casper Glazer volgens opgave geweermaker, had in zijn bezit een pistool, dat hij van U zoude hebben ontvangen ten einde te worden hersteld. Dat wapen is hem ontnomen omdat hij steeds in beschonken toestand verkeert en bij mij terug te bekomen, waarvan ik de eer heb U door dezen kennis te geven’.

Toen burgemeester Jan Schummelketel aantrad in 1860 had Gieten ongeveer 2030 inwoners. Bij zijn overlijden in 1879 waren dat er 2140. De bevolking was in die achttien jaar met maar 4½% gegroeid. Iets meer dan de helft van de bevolking woonde in het veengedeelte van de gemeente

Teksten bij illustraties:

Gedeelte brief van de kanselier van de Militaire Willemsorde aan Jan Schummelketel

Laatste deel uit sollicitatiebrief van Jan Schummelketel in 1860

Jan Schummelketel circa 1876 (Foto Drents Archief)

Sabel van Jan Schummelketel (in bezit van de heer J. Wiegman) (foto de heer H. Wilms)